Hoe stel je je werk op? Plaats je alles op het gevoel door elkaar of bedenk je een rode draad? Hang je je werk dicht op elkaar of laat je net veel ruimte? In dit artikel overlopen we de belangrijkste aspecten waar je rekening mee kan houden.
Hoe je je werk verdeelt in de ruimte hangt van verschillende zaken af. Natuurlijk moet dit passen binnen het concept dat je wil vertellen. Ook het aantal werken en de vorm van de kunstwerken spelen een belangrijke rol. Hou ten slotte nog rekening met de lichtinval, de toegankelijkheid van de ruimte en eventuele stoorzenders in de ruimte.
Denk bij het indelen aan de circulatie, de plaats waar bezoekers binnenkomen en hun looprichting. Prikkel de aandacht van de bezoeker en hou zo een bezoek aan je expo tot op het einde spannend en fris. Bouw je tentoonstelling op als een muziekstuk met een eigen ritme en verschillende thematische lijnen, met een opener, een middendeel en een slotakkoord. Beschouw de tentoonstelling als een totaalwerk en niet als een opsomming van losse werken.
Je kan diepte creëren door tentoonstellingsblokken of panelen dwars of geschrankt op te stellen. Dit lokt nieuwsgierigheid uit bij de bezoeker en doet zin krijgen naar meer. Eventueel kan je bij grotere tentoonstellingen ook enkele pauzes inlassen door gebruik te maken van ruimteverdelers of door zitelementen op te stellen.
Elke omgeving heeft specifieke stoorzenders die de aandacht kunnen afleiden van de kunstwerken. Let er dus op dat er zich in de directe nabijheid van de werken geen storende elementen bevinden zoals brandblusapparaten, verwarmingstoestellen, verluchtingsroosters... Ook de eigenschappen van de wand, zoals de kleur of de structuur, kunnen de presentatie van je werk beïnvloeden.
Je kan vooraf een plan maken, dat je tijdens de opbouw van de tentoonstelling gemakkelijk kan uitwerken. Je kan daarbij best vooral aandacht schenken aan de correcte afmetingen van de ruimte en van de tentoonstellingsmaterialen die je wil gebruiken (sokkels, vitrinekasten, wanden...). Zorg er dus voor dat je die formaten kent.
Plaats je werken niet te dicht bij elkaar. Voorzie wat ruimte zodat de werken kunnen ‘ademen’. Grote werken vragen meer vrije ruimte rondom, dan kleiner werk. Creëer ritme in je expo door te variëren in de afstand tussen de werken. Maak ‘eilandjes’, dat geeft meer karakter aan je tentoonstelling.
Voorzie voldoende kijkafstand voor de bezoeker. De kijkhoek van een mens bedraagt horizontaal tussen de 180° en 200° en verticaal tussen de 50° en 60°. Bij groot werk moet je dus meer kijkafstand voorzien dan bij klein werk.
De gemiddelde kijkhoogte van de mens is 1m60. Hang of plaats je werk dus niet te hoog of te laag, maar met het middelpunt ongeveer op dat niveau. Tenzij je natuurlijk bewust je werk op een specifieke hoogte wil tonen of het kunstkameridee wil nabootsen door allerlei werk onder en boven elkaar te hangen.
Tip: Om de afstand tussen de kunstwerken te bepalen zet je ze best eerst even uit op de grond. Zo kan je ze makkelijker verplaatsen en de afstanden bijstellen.
Hoe je jouw werk in de ruimte of aan de muur schikt, hangt af van de aard en de grootte van elke creatie. Werken die je in elkaars buurt plaatst of hangt, vertonen best een aantal gelijkenissen of contrasten in onderwerp, kleurgebruik, materiaal of techniek. Je kan ook associatief te werk gaan en de bezoekers aanzetten zelf verbanden te zoeken tussen de verschillende kunstwerken. Kleinere werken of werken van verschillend formaat die samen horen, kan je groeperen. Je kan ze ook naast elkaar op een rij hangen, eventueel met een of twee werken eronder of erboven. Dat maakt het geheel ritmischer.
Een mooie tentoonstelling vraagt om een goede uitlijning van de werken. Je kan kiezen waarop je je baseert bij het uitlijnen: de boven- of onderzijde van de werken of de middellijn. Wisselen de formaten van de werken sterk, kies dan eerder voor uitlijnen volgens de middellijn. Dat zorgt voor de grootste eenheid. Bij uitlijnen komt heel wat meetwerk kijken en je zal zeker ook een waterpas kunnen gebruiken.
Een laserwaterpas op statief kan je hier behoorlijk wat werk besparen. Je kan er punt- en hoekmarkeringen mee aanbrengen en horizontale hoogtelijnen mee bepalen. Door de laser in te stellen op een bepaald referentiepunt en die vervolgens op het statief te roteren, kan je het referentiepunt op iedere willekeurige andere plaats of muur overplaatsen.
Goedkopere oplossingen zijn laserwaterpassen die je op de muur kan bevestigen of eenvoudigweg een touw spannen op een bepaalde hoogte.