Dit schilderij vormde voor Lieselot Deckers de aanleiding om roekeloze energie in haar werk toe te laten, om minder te aarzelen en meer te durven.

Lieselot: ‘Ik maakte dit werk tijdens een niet zo leuke periode: strenge coronamaatregelen en een nieuwe job die niet bij me paste, bezorgden me veel stress. Ik voelde me een bommetje frustratie. In mijn lade in de academie vond ik zelfportretten terug die ik tijdens het eerste jaar schilderkunst had gemaakt. Ze waren niet goed en eerlijk gezegd ook nogal saai. Ik had geen plan, maar ook niks te verliezen. Dus besloot ik om er iets nieuws van te maken. Al die frustratie die in mij zat, sloeg om in een roekeloze en opgewonden energie. Terwijl ik doorgaans rustig en bedachtzaam ben, had ik plots zonder nadenken heel dat zelfportret in een felroze overschilderd. Vanuit dat relativeren en mezelf observeren, voegde ik zonder aarzelen grote -al dan niet ironisch bedoelde- slogans toe. En toen was ik al klaar.

Zo heb ik 3 zelfportretten herwerkt. Ze terugzien roept nog altijd die bizarre energie van toen op. Meestal schilder ik vanuit een goed gevoel. Ik pak het rustig en gefaseerd aan en ik weet ongeveer waar ik naartoe wil. Maar sinds deze actie probeer ik een stuk van die roekeloze energie in al mijn schilderijen toe te laten: om minder te aarzelen en meer te durven; om minder vanuit mijn hoofd en meer vanuit mijn buik te schilderen.

Ik schilder al sinds mijn tienerjaren met acrylverf. De verf is simpel in gebruik. Je hebt maar een kans om het goed te hebben, of je moet het opnieuw doen. Ik hou van die uitdaging. Doordat het zo snel droogt, is het ideaal om op uitstap mee te nemen. Sinds een aantal jaren schilder ik meer met olieverf, voornamelijk op doek. Ook voor dit werk gebruikte ik olieverf, maar dan op papier. Olieverf is genadiger: je kan wat corrigeren, nuanceren. Het droogt erg traag, je moet dus geduld opbrengen en goed plannen hoe je je schilderij opbouwt. Maar uiteindelijk wint olieverf voor mij door de diepte en glans van de kleuren.'

Lieselot: 'Op het eerste zicht hou ik me niet aan één stijl bij het schilderen. Soms is mijn werk wat realistischer geschilderd, soms expressiever, soms meer grafisch, soms een combinatie... Ook mijn onderwerpen lijken op het eerste zicht niet veel met elkaar te maken te hebben. Een tijdlang maakte ik me daar zorgen over: een kunstenaar moet toch een signatuur hebben? Ondertussen heb ik dat losgelaten. Ik schilder wat en hoe het voor mij best aanvoelt. En eigenlijk hou ik wel van die afwisseling, zowel naar proces als naar resultaat. Het is ook fijn als mensen de ene keer schatplichtigheid aan Magritte opmerken en de andere keer aan Walter Swennen.

Mensen zeggen dat ze, ondanks die verschillen, toch merken dat een werk van mijn hand is. Dan verwijzen ze vaak naar de kleuren die ik gebruik: ik hou van warme, diepe kleuren, afgewisseld met wat pastelkleuren hier en daar. Kleur is voor mij enorm belangrijk, als een extra personage in het werk. Ik voel intuïtief aan wanneer de kleuren wel of niet in balans zijn.

Hoewel mijn stijl kan afwisselen, is er ook een terugkerend element: ik laat details weg en geef de dingen vereenvoudigd weer. Dat geeft mijn werk op het eerste zicht een wat poëtische, eerder speelse kwaliteit. Maar die eenvoud kan bedriegen. Daaronder zit vaak een tweede laagje, waar ik bij de kijker graag een frons of een glimlach wil uitlokken, uit herkenbaarheid of onbehagen. Het is mijn bescheiden poging om de kijker - maar zeker ook mezelf - een spiegel voor te houden en een klein stukje (zelf)reflectie te ontlokken. Maar een kijker mag een schilderij van mij ook gewoon mooi of leuk vinden zonder meer. Of niet.’

Foto: Tijs Soete

Lieselot Deckers

°1984

Woont in Kessel-Lo.

Studeerde Vrije Grafiek aan Academie Berchem en Schilderkunst aan Academie Anderlecht.