Lize Crauwels vindt in haar schetsboek houvast op papier. Met stift en felle kleuren geeft ze haar emoties vorm op papier. Hoewel het vaak over verstoppen gaat, valt er veel te ontdekken in de schetsen van Lize. ‘Je mag jezelf ‘slecht’ laten tekenen, dat kan veel teweegbrengen.’

Hoe belangrijk is je schetsboek?

Lize: ‘Tijdens mijn middelbare schooltijd volgde ik geen kunstonderwijs. Ik leerde het concept van een schetsboek dus pas heel laat kennen. Doorheen mijn opleiding heb ik daarna altijd veel geschetst. En dat is best lang, want ik heb veel richtingen gevolgd: Vrije Grafiek en Tekenkunst en Theaterkostuum en grafiek. Pas in mijn derde bachelor besefte ik hoe belangrijk mijn schetsboeken waren geworden. Ik heb ze echt nodig.

Het schetsboek is de basis voor al mijn werk. Naast een persoonlijk object, is het ook echt een essentieel deel van mijn artistieke research. Daar start alles. Ik gebruik het als een tool om met mijn emoties om te gaan. De taal die daaruit komt, ga ik daarna verder onderzoeken in mijn autonoom werk. Het is dus erg persoonlijk.’

Foto: Sahar Khosravi

Hoe vaak teken je in je schetsboek?

Lize: ‘Ik legde mezelf lange tijd de verplichting op om elke dag te tekenen en niet alleen wanneer ik er zin in had. Zo werd het een gewoonte. Meestal was dat ‘s ochtends, of ‘s avonds voor het slapengaan. Nu teken ik niet meer elke dag, want intussen heb ik zoveel materiaal verzameld dat ik wel even zoet ben met wat er is. Maar tekenen in mijn schetsboek blijft wel het eerste wat ik doe wanneer ik in mijn atelier kom.

Soms teken ik ook wel eens op losse vellen. Het kan interessant zijn om je werk op een apart vel te zien ontstaan. In een schetsboek wordt een beeld soms beter door de omringende beelden. Dat effect krijg je niet als je werkt op een los vel. Maar het schetsboek blijft iets bijzonders. Doordat je het sluit na het tekenen, heeft het iets intiems, vergelijkbaar met een dagboek. Ik laat mezelf toe om er alles in te mogen zetten. Dus ook boodschappenlijstjes en slechte tekeningen (lacht). Het zorgt ervoor dat er iets gebeurt in het schetsboek dat je bijna niet kan vatten.’

Hoe begin je eraan en welke elementen keren vaak terug in je werk?

Lize: ‘Ik ga zelden met voorbedachten rade aan het tekenen en werk uit mijn hoofd. Het helpt dat ik de verwachtingen niet te groot maak en me hou bij de afspraak dat ik pen op papier zet. ‘Je leest heel vaak ‘ga weg’ in de pagina’s van mijn schetsboek. Een hele tijd terug voelde ik echt de nood om die woorden op te schrijven. Intussen is het een soort van mantra geworden, en ook wel passend bij mijn werk. Daarin stel ik vaak de vraag ‘mag je dit zien, of mag je dit niet zien?’. Daar zit poëzie, vind ik.’

Foto: Sahar Khosravi

Welk materiaal gebruik je graag?

Lize: ‘Mijn favoriete materialen zijn stiften, en dan vooral brushwriters. Ze geven je tekening een aquarelachtig karakter. Ik gebruik altijd heel felle kleuren. Daarmee ga ik aan de slag op gerecycled grijs papier. Het contrast van het grijze papier met de felle kleuren vind ik erg geslaagd. De stiften reageren heel goed op het dunne papier, vooral als de kleuren lijken te ‘doorbloeden’ of uitlopen. Als kind was ik erg gefascineerd door tekeningen van Suske & Wiske, die opgebouwd zijn met sterke, simpele lijnen. Dat is echt mijn grootste doel: om met een simpele lijn alles neer te kunnen zetten.

Ik heb mezelf ook een tijd verplicht om in een schetsboek enkel met twee kleuren te werken. Ik kies ook steeds voor dezelfde type schetsboeken. Het helpt om keuzes vast te leggen en geen opties open te houden, zodat je het materiaal waarmee je werkt tot het uiterste kan pushen.’

Hoe verhoudt je schetsboek zich tegenover je autonoom werk?

Lize: ‘Ik merkte doorheen de tijd dat dat evenwicht soms zoek raakt. Een schetsboek is geen afgewerkte creatie. Het blijft een faalzone waarin ik mag proberen en prutsen, en van daaruit ontstaat mijn autonoom werk. De valkuil is dat je de lat voor jezelf te hoog legt tijdens het schetsen. En ik vind het belangrijk dat mijn artistieke praktijk het haast therapeutische belang van mijn schetsboek overstijgt.

Mijn autonome tekeningen baseer ik op creaties uit mijn schetsboeken. Ik blader er doorheen om inspiratie op te doen. Volle schetsboeken leg ik niet aan de kant, het kan zijn dat ik er jaren later nog eens doorblader en er ideeën uithaal voor mijn autonoom werk. Of ik ga er verder in schetsen. Het was bijvoorbeeld erg interessant om tekeningen te zien die ik maakte toen ik negentien was.’

Foto: Sahar Khosravi

Gebruik je ook schetsen in je grafisch werk?

Lize: ‘Ja, maar ik probeer niet letterlijk mijn tekeningen naar een zeefdruk om te zetten. Soms doe ik het om een oplage te kunnen verkopen, maar puur voor het werk zelf niet. Vaak is de tekening al genoeg en kan een schets een werk op zich zijn. Ik stel mezelf de vraag ‘is het nodig om dit werk te drukken?’. Het is interessant om te zien wat de zeefdruktechniek met de tekening doet. Zo maakte ik hele grote zeefdrukken van stift-texturen. Ik ben vrijwilliger bij het zeefdrukatelier van BarVIZart. Dat doe ik vooral vanuit een technische interesse. Druktechnieken komen niet letterlijk terug in mijn werk, maar het grafisch werkproces heeft mijn artistieke praktijk wel beïnvloed.’

Is er een pagina uit je schetsboek die extra belangrijk is voor jou?

Lize: ‘Dit is een tekening van een paar jaar terug. Het was het moment waarop ik dagelijks begon te tekenen. Ik tekende toen vaak mijn bed en lege meubelen. En je ziet daar ook al het thema van het ‘verstoppen’ en ‘het wel of niet zien’ opduiken. Dat was het punt waarop ik heb geleerd dat ik echt alles kan tekenen, en dat dat ook niet per se goed moet zijn. Je mag jezelf ‘slecht’ laten tekenen, tussen aanhalingstekens (lacht). Iets gewoon puur op papier zetten, zonder veel na te denken of de intentie om een goed werk te maken: dat kan veel teweegbrengen.’

Foto: Sahar Khosravi

Lize Crauwels

°1998
Heeft een atelier in Wilrijk.
Studeerde Vrije Grafiek en Tekenkunst aan de Academie van Antwerpen.

Auteur
Sarah Poesen